Het ene ongeluk na het
andere trof ons land
(voor zover we in deze dagen
nog van een eigen land
kunnen spreken, nu de dwang
van het publieke menen
zich in ons hoofd heeft
verschanst; onze uiterlijke
vrijheden zijn groter
dan ooit, maar het denken
is verplicht geraakt en
gaat dus ondergronds).
Rond de herdenking van
de ene ramp, vinden er
drie nieuwe plaats en weer
krimpt ons leven ineen
tot medeleven.
Eenzaam is de overlevende,
wakker geworden uit een
tweede geboorte, ontdaan
van de schoot van zijn
ouders, broertjes en zussen,
de omgekeerde ontpopping,
wij waren vlinders, we
ontwaken in een verpakking
van zuurstofbuizen en
windsels, vitale organen
nog goed, in de naaktheid
van een worm.
Onafhankelijk van op welk
tijdsvenster van lichteeuw of
nanoseconde een bestaan
zich afspeelt, het streeft
zonder uitzondering naar
groeien en uitbreiding, naar
stijgen en uit elkaar vallen
als het vliegtuig, waarvan
de vermorzelde brokstukken
de al of niet herkenbare
resten van personen en
hun bezittingen markeren.
Massale droefheid verbroedert,
dat is het enige goede eraan.
2010 (ongepubliceerd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten